Nederlands taalkundige (Hedel 30 Aug. 1849 - ’s-Gravenhage 17 Mrt 1917), van 1882 tot ign hoogleraar te Groningen, heeft zich verdienstelijk gemaakt vooral voor de studie van het oudere Nederlands en het Oudfries.
Bibl.: Refereinen van Anna Bijns, uitgeg. en verklaard (1875); De klinkers en medeklinkers in de Nederlandsche taal (1875); Vondel’s Taal (2 dln, 1881); Over Middelnederlandschen versbouw (1884); Middelnederlandsche Spraakkunst (1887); Altostfriesische Grammatik (1890); Over de factoren van de begripswijzigingen der woorden (1894); Zur Lexicologie des Altwestfriesischen (1896); Die altostniederfrankischen Psalmenfragmente, die Lipsius’schen Glossen und die altsüdmittelfränkischen Psalmenfragmente (2 dln, 1902); Zur Lexicologie des Altostfriesischen (1907); talr. artt. in taalk. tijdschr.
Lit.: Jaarb. Univ. Groningen (1916/17), 43; Studentenalmanak Groningen (1918), 57.