(Wiener Wald, in de Oudheid: Mons Cetius), de N.O. uitloper van de Oostenrijkse Alpen, loopt tot aan de Donau, ten N. W. en N. van de stad Wenen.
De keten bestaat vnl. uit zandsteen (Wener Zandsteen), waaruit, met name in het Z., talrijke kleine klippen van Jurakalk te voorschijn treden. De grootste hoogte wordt bereikt in de Schöpfel (893 m) bij St Corona. Vrijwel de gehele bergrug is met een dicht loofwoud begroeid en is een bekend recreatieoord van de stadsbevolking van Wenen. Er zijn talrijke zomerverblijven en uitspanningen; de verbindingen met Wenen zijn goed.