Als iemand zich in een vertrek bevindt, kan hij zich in niet meer dan drie loodrecht op elkander staande richtingen bewegen (bijv. O.-W., N.-Z., omhoog - omlaag), maar daarom is de onderstelling, dat er nog een vierde bewegingsrichting of afmeting (zeggen wij: „heen” en „weer”) mogelijk zou zijn, loodrecht op de drie genoemde, niet van zin ontbloot.
Die onderstelling nu (die ook in andere, meer mathematische, vorm kan worden gebracht) brengt een aantal van de in de driedimensionale ruimte geldende stellingen afwijkende gevolgtrekkingen met zich, die te zamen de vierdimensionale meetkunde vormen, een tak van wetenschap, die voor de ontwikkeling der wis- en natuurkunde van het hoogste belang is gebleken (z meerdimensionale meetkunde).Lit.: Hk. de Vries, De vierde dimensie (Groningen 1915)