Zuidfrans dichter (Marseille 12 Sept. 1806-2 Apr. 1887), vervaardigde gedichten in het Frans maar vooral in het Provençaals, in het patois van Marseille. Hij was bakker, later meelfabrikant en heeft een hard leven geleid, vol teleurstellingen.
Eenzelvig van karakter, bitter en pessimistisch, had hij geen vertrouwen in de toekomst van het Provençaals. Heftig bestreed hij het streven van de felibres, al dekte zich dat gedeeltelijk met het zijne. Meesterlijk tekent hij het volk van Marseille, vooral dat van het havenkwartier en de markt, de reactie bij het invoeren van gemeentelijke verordeningen, als die van de nieuwe munteenheid volgens het decimale stelsel in Lou Miroramo, vol gezonde humor. Het ideaal van de „nervi”, de Marseillaanse straatslijper, is natuurgetrouw weergegeven in Fenian é Grouman (Luilak en Veelvraat), de angst van een moeder, wier zoon onder de wapenen is geroepen in Veouzo Mègi, gedicht dat na de Krimoorlog is geschreven.
In andere gedichten vindt men bittere aanklachten tegen fabrikanten die de arbeiders uitbuiten (Pacienço en Tramblamen).Bibl.: G.’s Œuvres complètes (uitg. Marseille-Paris 1886), 2 dln
Lit.: O. Parwulski, V. G. (Halle-Saale 1930).