is in de Oudindische (Vedische) mythologie de godin van de dageraad, aan wie ca 20 liederen, literair de mooiste, van de Rgveda gewijd zijn. Vaak wordt ze genoemd samen met de Zon, van wie ze de echtgenote of de geliefde is, of met de Nacht, haar zuster.
Hoewel uit de beeldspraak duidelijk blijkt hoe weinig het natuurphenomeen hier geanthropomorphiseerd is, wordt ze voorgesteld als een bekoorlijk, jong meisje, licht gekleed als een danseres, die graag haar bekoorlijkheden onthult en de duisternis verdrijft. Zij wekt al de vereerders der goden en verschaft rijkdom en roem, welvaart en kinderzegen. In het latere Hindoeïsme speelt ze slechts een zeer ondergeschikte rol.