(346-250 v. Chr.) uit Tauromenion (tegenwoordig Taormina), dat door zijn vader was gesticht; leefde 50 jaar te Athene, waar hij zich bekwaamde in de rhetorica en zijn geschiedenis (Historiae) van Sicilië in 38 boeken schreef, van de oudste tijden tot 289, terwijl hij in een aanhangsel tot 272 ging; hij behandelde tevens de geschiedenis van Italië en Carthago.
Hij heeft buitengewoon veel historisch materiaal verzameld en betrok ook de cultuurgeschiedenis in zijn gezichtskring, doch ging niet met voldoende critiek te werk; hij gaf aan zijn sympathieën en antipathieën met nadruk uiting, zonder evenwel opzettelijk de waarheid te verdraaien, voor zover wij dit althans kunnen nagaan. Immers, er zijn slechts fragmenten bewaard, terwijl bovendien bij andere auteurs (Polybios, Diodoros, Plutarchus enz.) veel sporen van zijn werk te vinden zijn.Bibl.: Uitgave der fragmenten in Jacoby, Frg. Graec. Histor. III B (1950), n. 566, p. 581 vlgg.