Amerikaans bioloog en erfelijkheidsonderzoeker (Lexington, Kentucky, 25 Sept. 1866 - Pasadena, Cal., 4 Dec. 1945), was (1914-1928) werkzaam aan de Columbia-Universiteit te New York en sedert 1928 hoofd van het biologisch laboratorium van het Technologisch Instituut in Pasadena (Californië). Morgan deed zijn erfelijkheidsonderzoekingen in hoofdzaak bij de bananenvlieg (Drosophila melanogaster).
Hij ontdekte de geslachtschromosomen en bestudeerde nauwkeurig de localisatie der erffactoren (genen) in de afzonderlijke chromosomen. In 1933 verwierf hij de Nobelprijs voor geneeskunde.Bibl. Regeneration (1901); Evolution and Adaptation (1903); Experimental Zoology (1907); Heredity and Sex (1913); Mechanism of Mendelian Heredity (1915); Critique of the Theory of Evolution (1916); The Physical Bases of Heredity (1919); The Theory of Gene (1926); Experimental Embryology (1927); The Seiend Pc Basis of Evolution (1932); Embryoly of Genetics (1933).
Lit.: G. P. Raven, Levensber. in Jaarb. Kon. Ned. Akad. v.
Wet. i946-47; B. Jaffe, Men of Science in America,JChapt. XVI (1944); H. J. Muller, in: Science, Lancaster, Pennsylvania 103 (1946), p. 550-551; F. W. Sansome, in: Nature, London, 188 (1946), p. 50.
