Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 28-12-2022

CHROMOSOMEN

betekenis & definitie

worden bij de kerndeling uit dunne chromatinedraden gevormd; bij het einde van iedere kerndeling veranderen zij weer in deze draden. Het zijn sterk kleurbare, dikkere draadjes of staafjes, waarvan er in iedere kern steeds evenveel gevormd worden.

Het aantal chromosomen is bij verschillende plantensoorten niet gelijk (het kleinste aantal in een plant gevonden is 6).In de kernen van de vegetatieve cellen zijn de chromosomen steeds twee aan twee gelijk van vorm, grootte en bouw; de chromosomen-paren verschillen echter onderling van vorm. Deze verschillen blijven bij alle kerndelingen bestaan, zodat daarmede de individualiteit van de chromosomen — die als de dragers der erfelijke eigenschappen beschouwd worden — ook in de rustende kernen aangetoond i3.

Elk chromosoom bevat een schroefvormig opgewonden dunne draad, het chromonema, dat in een grondsubstantie (de matrix) ingebed is. De chromonema-draad heeft een bepaalde, zeer ingewikkelde bouw en bevat een aantal sterk kleurbare verdikkingen, de chromomeren. Het aantal chromomeren, hun vorm en hun verdeling over de chromonema-draad is voor elk chromosoom constant. Men neemt aan, dat de chromomeren de dragers der erfelijke eigenschappen zijn.

De fijnere bouw van de chromosomen is zeer mooi te bestuderen bij de reuzen-chromosomen in de speekselklieren van enkele insecten (bijv. de bananenvlieg: Drosophila).

Lit: A. Frey-Wyssling, Submicroscopic morphology of protoplasm and its derivatives (New York 1948).

< >