(Getuigeniswet) werd door het Engelse Parlement 22 Mrt 1673 aangenomen en door Karel II aanvaard. Hierbij werd bepaald, dat allen, die een burgerlijk of militair ambt wilden bekleden, moesten zweren, dat zij niet aan de Transsubstantiatie geloofden en ’s konings suprematie over de Kerk erkenden, terwijl ieder ambtsbekleder verplicht was eenmaal per jaar aan het avondmaal volgens de Anglicaanse ritus deel te nemen.
In 1679 werd bepaald, dat dezelfde bepalingen golden voor de leden van het Parlement.De wet was speciaal gericht tegen de Katholieken, maar sloot ook Methodisten, Presbyterianen, Kwakers enz. van alle aandeel aan de regering uit. Reeds vrij spoedig werd de wet voor de laatsten niet streng nageleefd, doordat Protestanten ontheffing van de bepalingen konden kopen. In 1829 werd de wet ingetrokken (z Emancipation-act).