(= „gelaagde sfeer”) noemt men de etage van de atmosfeer, die zich boven de troposfeer bevindt, beginnende op die hoogte waar de temperatuur niet verder met toenemende hoogte daalt en zich uitstrekkende tot een 50 km hoogte (daarboven is de ionosfeer). De onderzijde van de stratosfeer (tropopause geheten, omdat daar de troposfeer ophoudt) ligt boven de poolgebieden op een hoogte van 8-9 km bij een temperatuur van ca — 50 gr. C., op matige breedten op 9-12 km (des zomers iets hoger dan des winters) met — 55 gr.
C., boven de evenaar op 16-18 km met — 75 gr. S. —- 85 gr. C. In de stratosfeer blijft op hoge en matige breedten de temperatuur over grote verticale afstanden practisch constant, boven de tropische zone neemt zij met toenemende hoogte dadelijk boven de tropopause zelfs enigszins toe. In de stratosfeer overheerst dus een zeer stabiele gelaagdheid, waarin verticale plaatsverwisselingen van de lucht geen kans hebben (vandaar de naam, die afkomstig is van Teisserenc de Bort, een harer ontdekkers, ca 1900). Betreffende de verkenning en verdere eigenschappen dezer hoge luchtlagen z atmosfeer. Het waterdampgehalte in de stratosfeer is uiterst gering.Op zeer grote hoogte in de stratosfeer (boven 30 km) neemt de temperatuur met de hoogte sterk toe, dank zij de ozonlaag (of ozonosfeer), die het ultraviolette deel van het zonlicht absorbeert, met als gevolg op hoogten van ca 50 km temperaturen
Gemiddelde temperatuurverdeling in de onderste 25 km van de atmosfeer boven het noordelijk halfrond, in Jan. (rechterhelft) en in Juli (linkerhelft van de tekening). Volgens Palmén. De étage boven de „tropopause” is de stratosfeer; onder de tropopause ligt de troposfeer van ca + 50 gr. C. Soms rekent men ook het onderste deel van de ionosfeer nog wel bij de stratosfeer; in dit gebied neemt de temperatuur met toenemende hoogte weer af, tot ca — 90 gr. C. op 80 km hoogte.
Dat de stratosfeer over grote verticale uitgestrektheden ongeveer isotherm is (ca —55 gr. C.), laat zich voor een groot deel verklaren als resultaat van een evenwicht tussen, enerzijds, de van beneden komende straling der troposfeer, die op elke hoogte in de stratosfeer bijna gelijk is (dank zij het geringe gehalte aan absorberende waterdamp), en anderzijds de zowel naar boven als naar beneden uitgaande straling van de stratosfeer zelf. De onderkant van de stratosfeer wordt bepaald door de hoogte waartoe, van het aardoppervlak af, de convectie-stromen reiken.
PROF. DR P. GROEN
Lit.: z atmosfeer. Verder: D. Barbier en D. Challonge, De la stratosphère h l’ionosphère (Paris 1942); „Weather” 3, p. 2 (1948); A. Piccard, Entre ciel et terre, Ned. vert.: Tussen aarde en hemel (Bussum 1948); R. M. Goody, Proc. Roy. Soc. A 197, 487 (1949) en Centenary Proc. Roy. Met. Soc. p. 9 (1950); Am. Met. Soc., Compendium of Meteorology (1951).