Vlaams schilder (Antwerpen ged. 11 Nov. 1579 - 19 Aug. 1657), schilderde hoofdzakelijk stillevens met keukentafels overladen met wild en fruit die door hun voorstelling en rijke kleurigheid decoratief werken, en ook dieren, meestal huisdieren, en enkele herten- en wildezwijnsjachten. Hij werd als leerling bij Pieter Bruegel de Jongere in 1593 in het schildersgenootschap te Antwerpen opgenomen, in 1602 als meester.
In 1608 maakte hij een reis naar Italië. Hij was geen leerling van Rubens, maar heeft wel met hem ca 1618 samengewerkt en nam daardoor veel van diens manier van schilderen over. Zijn dierschildering onderscheidt zich van die van Paul de Vos door een gebrek aan innerlijke bewogenheid en door een gladdere kleurverwerking. Zijn werk is vertegenwoordigd in de grootste musea, maar zijn authentieke werk is nog niet geschift van het vele dat aan hem wordt toegeschreven.PROF. DR LEO VAN PUYVELDE
Lit.: F. J. v. d. Branden, Gesch. Antw. Schilderssch. (Antw. 1883, II 140); R Oldenbourg, Die fläm. Malerei des XVII.
Jahrh. (Berlin 1918, passim); G. Glück, Rubens, van Dyck u. ihr Kreis (Berlin 1933).