zijn zeer dunne plaatjes van mineralen of gesteenten, die in doorvallend gewoon of gepolariseerd licht onder de microscoop onderzocht kunnen worden, ten einde de samenstelling, fijnere structuur en optische eigenschappen van het betreffende mineraal of gesteente te leren kennen.
De oudste slijpplaatjes werden (1831) door Nicol en Witham tot het bestuderen van verkiezeld fossiel hout vervaardigd, de eerste slijpplaatjes van werkelijke mineralen leverde Sorby te Sheffield (1850); zij worden ook van fossielen vervaardigd tot het bestuderen van de inwendige bouw. In de petrografie hebben zij, door invoering van de microscoop een gehele omwenteling teweeggebracht.