eiland der Nederlandse Antillen, behoort tot de Eilanden boven de Wind en is lang 7,8 km, breed 2,6 tot 3,7 km met een oppervlakte van ca 21 km2. De kust is deels steil, deels vlak, met enkele baaien (Venus-, Concordia-, Oranjebaai).
De geologische bouw van Sint Eustatius komt overeen met die van de overige Antillen. Het eiland heeft twee berggroepen, gescheiden door een vlakte. In het Z. ligt de zgn. Quill, of Punchbowl, (601 m) een uitgedoofde vulkaan met een steilwandig 300 m diep keteldal. In het N.W. ligt de North Hill (294 m). De Punchbowl bestaat uit eruptiefgesteenten, het heuvelland uit vulkaanresten, gedeeltelijk met lavalagen bedekt, het N. uit andesiet.
De bodem bestaat in het N. uit goede humusgrond, terwijl ook tot lateriet uitgeloogde gronden voorkomen. Aan de Jenkinsbaai bevinden zich gipslagen. Op het eiland komen jaarlijks hevige aardschokken voor. Rivieren of bronnen zijn er niet, slechts in de regentijd vormen de dalen en kloven beddingen vol stromend water. Voor drinkwater is men aangewezen op regenbakken en enkele putten. Het klimaat wordt beheerst door de Oostpassaat, die bijna het hele jaar door waait.
De temperatuur bedraagt tussen 21 en 33 gr. C., max. verschil 12 gr. C. Alleen het bovenste deel van de Punchbowl heeft wat tropisch bos, de rest van het eiland bestaat uit doornig struikgewas (zgn. Croton-vegetatie, wegens de voornaamste plant Croton flavens); vooral ter plaatse van vroegere suikerplantages vindt men een mengsel van niet-inheemse planten en Croton-vegetatie.
De armoedig levende bevolking telt (1950) 1000 zielen, waaronder slechts enkele blanken. Zij is sedert 1780 (25.000 inw.; 1818: 2668 inw.; 1898: 1660 inw.) sterk achteruitgegaan. De omgangstaal is Engels, slechts enkele ambtenaren en inheemsen spreken Nederlands. De hoofdstad Oranjestad telt slechts ca 150 huizen; ruïnes van grote pakhuizen herinneren aan vroegere bloei.
Landbouw is, naast wat veeteelt, hoofdmiddel van bestaan (yams, zoete aardappelen, aardnoten, maïs, cassave, wat suikerbiet, katoen en sisal). De visvangst voorziet in de plaatselijke behoefte. De handel is gering, de scheepvaart geheel kustvaart. Uitgevoerd worden yams, aardappelen, paarden, muilezels, ezels en runderen.
Sint Eustatius is de zetel van een administrateur alsmede van 2 gedeputeerden en 5 leden van de eilandsraad van de Bovenwindse Eilanden.
Geschiedenis.
Van de drie Bovenwindse Eilanden is Saba het kleinste, Sint Maarten het grootste, maar Sint Eustatius verreweg het belangrijkste. Hun geschiedenis is niet te scheiden.
Sint Maarten is in Nov. 1493 door Columbus ontdekt, doch eerst in de 17de eeuw gekoloniseerd. Sedert 1624 werd het door Nederlandse schepen bezeild; in 1626 voer Piet Heyn langs de kusten van Sint Eustatius en Saba en in 1631 hebben de Nederlanders Sint Maarten bezet, ondanks het protest van de Engelsen, die het in 1633 veroverden. Een jaar te voren hadden zich een aantal Nederlanders op Sint Eustatius gevestigd, maar enkelen hunner gingen weldra door naar Saba, dat verder de lotgevallen van Sint Eustatius deelde. Laatstgenoemd eiland kreeg in 1639 zijn eerste gouverneur, Pierre Gardijn. Terzelfder tijd werd Sint Maarten door de Spanjaarden bezet, maar deze verlieten het alweer in 1640. Bij het opbreken van deze tijdelijke vestiging konden zij niet beletten dat 5 Nederlanders uit Spaanse gevangenschap ontsnapten.
Bij hun tocht over het eiland ontmoette dit vijftal vier Fransen en een Mulat, met wie zij in 1648 een verdelingsverdrag sloten. De Nederlanders kregen daarbij de zuidelijke en de Fransen de noordelijke helft. Deze verdeling is nog steeds van kracht, behoudens dat in 1839 enkele wijzigingen in de overeenkomst werden gebracht.
Hoewel Sint Maarten rijke zoutpannen had, telde het weinig kolonisten; sedert 1660 had het zelfs geen eigen commandeur meer. In 1668 werd het met weinig moeite door de Engelsen veroverd, die het echter op hun beurt weer aan de Fransen moesten afstaan. Wel heroverde de Nederlandse admiraal Binckes in 1676 het Nederlandse gedeelte weer, maar daar hij er geen bezetting kon achterlaten, kwam het weldra weer aan de Fransen. Dit bleef zo tot 1703 toen de Nederlandse commandeur van Sint Eustatius, Isaäc Lamont het Nederlandse gedeelte weer definitief onder Nederlands bewind bracht.
Om Sint Eustatius, het rijkste en daardoor meest begeerde eiland, is veel strijd gevoerd-. Herhaaldelijk is het van eigenaar veranderd, en in de geschiedenis van deze wisselingen hebben beurtelings Nederlanders, Fransen en Engelsen een rol gespeeld. Mannen als Holmes, De Ruyter, Binckes, Evertsen en anderen hebben er strijd gevoerd. Van 1674 tot 1682 hebben de Engelsen het voor de Hollanders „bewaard”.
Het hoogtepunt van zijn bloei beleefde Sint Eustatius tijdens de Amerikaanse Vrijheidsoorlog, toen het de opgestane kolonisten van oorlogstuig en andere contrabande voorzag. In het jaar van 1778 op 1779 deden ruim 3000 smokkelschepen Sint Eustatius aan; dit kreeg toen de bijnaam „De Gouden Rots”. Maar de Engelsen lieten door hun gezant Yorke in Den Haag protesteren, waarop de Staten-Generaal gouverneur Heyliger terugriepen en vervingen door De Graaff, die bijzondere sympathie voor de opgestane kolonisten had. Hij was de eerste buitenlander, die de vlag van de United States door geschutvuur liet begroeten. Wederom protesteerden de Engelsen, maar zij gingen eerst tot vijandelijkheden over nadat de oorlog tussen de Republiek en Engeland was uitgebroken. Onmiddellijk daarop stevende een Engelse oorlogsvloot onder admiraal Rodney, naar de Bovenwindse Eilanden, waar toevallig slechts één Nederlands oorlogsschip lag.
In zijn woede over de geringe buit liet Rodney van het fort de Nederlandse vlag wapperen, waardoor ca 150 schepen, Nederlandse en Amerikaanse, in zijn handen vielen. Ruim 2000 Amerikaanse zeelui en kooplieden werden als krijgsgevangenen naar Engeland gezonden, terwijl de Engelsen vooral op Sint Eustatius op vreselijke wijze huishielden. Niet alleen alle koopmansgoederen, maar ook de particuliere bezittingen der bewoners moesten worden uitgeleverd. Ook Saba en Sint Maarten werden door de Engelsen bezet; op Sint Eustatius legden zij een bezetting van 2000 man. Toen in 1784 vrede werd gesloten waren de Bovenwindse Eilanden (en met name Sint Eustatius) totaal verarmd; de handel was overgebracht naar Sint Thomas.
Na een korte opleving bracht 1795 een nieuwe ramp, door de overgave van Sint Eustatius aan de Fransen. Volgens het verdrag moest het eiland, dat nog steeds de naam had schatrijk te zijn, elke maand een schatting van 8000 Spaanse daalders opbrengen. Na 1800 bleek de bevolking daartoe niet meer in staat. Daarom ontruimden de Fransen het weer en nam Engeland het in bezit. Ook dit was van korte duur; de vrede van Amiens (1802) gaf de Bovenwindse Eilanden weer aan Nederland terug, maar in 1810 kwam het nogmaals aan de Engelsen. In de aanvang van 1816 kreeg het Koninkrijk der Nederlanden eindelijk de Bovenwindse Eilanden weer voorgoed terug.
Met de handelsbloei was het intussen gedaan. Tot 1830 konden zij nog in eigen onderhoud voorzien, doch nadien hadden zij een jaarlijks subsidie van het Moederland nodig.
Sedert 1951 vormen de Bovenwindse Eilanden een autonoom Eilandgebied van de Nederlandse Antillen. Zetel van het Eilandbestuur is Philipsburg op Sint Maarten. De locale aangelegenheden der afzonderlijke eilanden worden behandeld, op Sint Maarten door de gezaghebber, op elk der andere eilanden door een door de gouverneur der Ned. Antillen benoemde administrateur, te zamen met de 2 gedeputeerden en 5 leden van de eilandsraad, die voor het betrokken eiland zitting hebben in het bestuur van het eilandgebied.
Lit.: M. D. Teenstra, De Ned. W.I. Eil. (A’dam 1837); J. H.
J. Hamelberg, De Nederlanders op de W.I. Eil. (Amsterdam 1901, 903, 1909); G. J. van Grol. Het eiland S. E. in verleden, heden en toekomst (Amsterdam 1907); J. de Hullu, S. E. in 1819 (Bijdragen Taal-, Land- en Volkenkunde, dl 68); Idem, Sint Martin en Saba omstreeks 1818 (Indische Gids 1916).