Fries geschiedschrijver (Leeuwarden ged. 19 Oct. 1628 - begr. 25 Juni 1688), werd in 1659 tot historieschrijver van Friesland benoemd, doch voldeed niet aan de verwachtingen; hij leidde een zeer ongeregeld leven en gaf slechts twee brievenverzamelingen uit, Viglii Zwichemi ab Aytta Epistolae ad Joachimum Hopperum (1661) en Epistolarum ab illustribus et clarissimis scriptorum centuriae tres (1663, 1669). In 1681 verzorgde hij een tweede, vermeerderde editie van de Friessche Rymlerije van Gysbert Japicx, met wie hij enige jaren bevriend was.
Gabbema heeft vooral betekenis als verzamelaar van oude wetten, kronieken, staatsstukken en vooral brieven. Zijn nagelaten collecties werden in 1835 door Wopke Eekhoff geïnventariseerd.BibL: Friesche Lustgaarde (1686, plantkunde); uitgeg. door Guthberleth: Verhaal van de stad Leeuwarden (1701; als: Historie v. Friesland, 1703); Nederlandse watervloeden; Leevens Beschrijvingen v. Sint Willebrord, Sint Bonifaciusen Sint Aalbcrijk (1703).
Lit.: M. Schoengen en W. Jaarsma Hsn, Cat. der briefverzameling van S. A.
Gabbema (1930); J. Haantjes, Gysbert Japicx (1929); D. Kalma, Gysbert Japiks (1938).