Frans schilder (Parijs 11 Nov. 1863 - 15 Aug. 1935) aanvankelijk door zijn ouders voor de architectuur bestemd, besloot in 1880, na kennismaking met het werk van Monet, zich aan de schilderkunst te wijden en bezocht de vrije academie van Bing. Hij schilderde in de impressionnistische trant tot hij in 1884 bevriend werd met Seurat en sterk onder diens invloed kwam.
Hij sloot zich aan bij de Neo-impressionnisten met hun kleurentheorie en pointillistische schilderwijze (zie Pointillisme). Hartstochtelijk zeiler die hij was, koos hij veelal kustgezichten en waterlandschappen tot onderwerp, ook gedurende zijn reizen naar Holland, Italië en Constantinopel. In zijn latere werken schilderde hij in plaats van met stippen, met korte, brede toetsen, wat een mozaïekachtige indruk maakt. Door het ontbreken van diepte, maakt zijn werk soms een decoratieve indruk. Het sterkst was hij in zijn aquarellen, die vooral na 1900 ontstonden en spreken door eenvoud en spontaneïteit. In het Rijksmuseum Kröller-Müller, Hoge Veluwe, bevinden zich goede voorbeelden van zijn kunst.Bibl.: Une étude sur Jongkind (Paris 1927); Eugène Delacroix au Néo-Impressionnisme (Paris 1899); Fragment du journal de S., Arts de France, Jan. 1947.