zijn kalmerende middelen. De belangrijkste bestanddelen van deze middelen, die in groten getale in de handel zijn, vormen de barbituurzuur-verbindingen en broomzouten.
De barbituurzuurverbindingen, o.a. luminal, hebben het voordeel dat zij binnen enkele uren na het innemen werkzaam zijn. Ze zijn dus bij uitstek geschikt voor opwindingstoestanden, waarbij directe kalmering is geboden. Voor langdurig gebruik hebben zij bezwaren, o.a. dat er soms overgevoeligheidsverschijnselen ontstaan. Er wordt van deze middelen veel misbruik gemaakt. Broomzouten (kalium-, natrium- en ammoniumbromide) hebben een veel geringere werking, die eerst tot uiting komt, enkele dagen na het begin van de therapie. De bekende drank van Charcot bevat een mengsel van de drie genoemde broomzouten. Broom heeft het nadeel dat het geheugenstoornissen geeft en mag dus niet worden gegeven om een examencandidaat te kalmeren. Na langdurig gebruik van broom ontwikkelen zich vaak puistjes op het gelaat (broomacne). Chloralhydraat (zie chloraal) heeft vooral betekenis bij het opheffen van stuipen en paraldehyde bij het tot rust brengen van personen die een ontwenningskuur aan alkohol ondergaan.