2 oude priestercolleges in Rome, elk van 12 patricische leden: Salii Palatini (naar de Palatinus) en Salii Collini (naar de Collis Quirinalis). Er waren 2 colleges, omdat blijkbaar elk der beide oorspronkelijke gemeenten, die later verenigd werden (Latijnen en Sabijnen), er een bezat; Salii komen ook in andere steden in Latium voor.
De S. Palatini en Collini verrichtten dienst respectievelijk voor de oorlogsgoden Mars en Quirinus en zongen en dansten (het zgn. tripudium; de naam Salii schijnt samen te hangen met salire, springen) in optochten op 19 Mrt en 19 Oct. om hen genadig te stemmen, waarbij zij speren en heilige schilden (ancilia) zwaaiden, die de rest van het jaar in de regia (ambtswoning van de pontifex maximus) werden bewaard. Zij droegen een purperen mantel met scharlaken strepen (trabea), metalen band en borstbedekking, een muts in de vorm van een helm met punt (apex) en een zwaard. Daar hun kleding overeenkomt met die der oudste zwaargewapenden, leidden zij door hun ritueel vermoedelijk de oorlog in en uit; daarbij bedoelden hun dansen vermoedelijk ook afweer van boze geesten.