baron, Frans oriëntalist (Parijs 22 Sept. 1758 - 21 Febr. 1838), werd in 1781 raadsheer in het muntcollege en in 1785 lid van de Académie des Inscriptions en hielp als zodanig mee aan de uitgave van merkwaardige handschriften uit de Kon. Bibliotheek, terwijl hij ook belangrijke bijdragen leverde in de Notices et extraits.
In 1795 werd hij hoogleraar in het Arabisch aan de Ecole des Langues Orientales, in 1806 hoogleraar in het Perzisch aan het Collège de France, in 1808 lid van het Wetgevend Lichaam. Na de 2de restauratie werd hij lid der commissie voor openbaar onderwijs en van de koninklijke raad, in 1823 administrateur van het Collège de France en van de Ecole des langues orientales, in 1832 lid van de Kamer van Pairs en in 1833 conservator der handschriften aan de Koninklijke Bibliotheek en permanent secretaris van de Académie. In 1813 had hij de titel baron ontvangen.
Hij ontvouwde een zeer belangrijke werkkracht als docent, waardoor hij Parijs gedurende jaren tot het middelpunt van de studie der Oosterse talen maakte.
Bibl.: Grammaire arabe (2 dln, 2de dr. 1831); Chrestomathie arabe (3 dln, 2de dr. 1826-1827, 3de dr. 1904-’05); Anthologie grammaticale; vert. van de Relation de l’Egypte van Abd el Latîf (1811), de v. e. Franse vert. voorz. uitg. v. h. Perzische Pendnâme van Ferîd ed-DinAttar (1819); uitg. v. d. Makamat van Hariri, v. d. Alfiya van Ibn Malik (1833), Exposé de la Religion des Druses (2 dln, 1838); catalogus v. z. rijke bibl. (3 dln, 1842-1847); Mélanges de litt. orientale (1861).
Lit.: H. Dehéran, S. d. S., ses contemporains et ses disciples (1938).