(Wenen 1 Sept. 1864 Heidelberg 31 Oct. 1924), promoveerde in 1887 in de pharmacologie en werd in 1896 hoogleraar te Heidelberg. Hij deed vooral onderzoekingen over de pharmacologie en toxicologie van de bloedsomloop, bestudeerde de warmteregeling, hormoonwerking, de diurese en de morfine.
Met Hans Meyer schreef hij het klassiek geworden boek Die experimentelle Pharmakologie als Grundlage der Arzneibehandlung (Berlin-Wien 1910).