pseud. voor Hans Bötticher, Duits schrijver (Wurzen 7 Aug. 1883 - Berlijn 16 Nov. 1934), voer jarenlang als matroos ter zee, trad daarna in vele plaatsen als cabaretzanger op en droeg zijn eigen liederen voor. Hij bleef altijd de bohemien en zwerver, die niet in het geregelde leven paste, maar werd in de modern-literaire kringen met gejubel begroet.
Achter het luchthartige, groteske masker van zijn liedjes verbergt zich vaak een diepe ernst, de wrange smart van zijn eenzaamheid, soms niet vrij van sentimentaliteit. De schijnbare zorgeloosheid van zijn versen zinsbouw berust op een geraffineerde techniek.Bibl. (voorn. werken): Kuttel Daddeldu (1924); Turngedichte (1924); Nervosipopel (1924); Allerdings (1928); Als Mariner im Krieg (1928); Gedichte dreier Jahre (1932); Die Flasche und mit ihr auf Reisen (1933); Reisebriefe eines Artisten (1933).
Lit.: In memoriam J. R. (Leipzig 1937, met biografie, bibliografie, brieven en inedita).