Vlaams letterkundige (Antwerpen 14 Apr. 1901), legt zich bij voorkeur toe op psychologische ontledingen, die hij in een koele, heldere en elegante taal vastlegt, ook wanneer hij niet aarzelt in Het Jeugdavontuur van Leo Furkins een Oedipus-complex te onderzoeken. De verhalen en de romans van Berghen onderscheiden zich door de aandacht die er aan het intellectueel element wordt verleend.
Het is hem, als statisch kunstenaar, minder te doen om het opzetten en afwikkelen van een verhaal, zoals Walschap, dan om het ontwarren van een psychologische toestand of het belichten van een probleem; kenschetsend is in dit opzicht zijn — ongelijke — generatieroman De kleine Isa, die de „humanistische” jeugd van 1920 met de meer op actie en gemeenschap ingestelde van 1930 confronteert.DR R. F. LISSENS
Bibl.: De Overjas (Antwerpen 1934); Het Jeugdavontuur van Leo Furkins (Rotterdam 1936); De kleine Isa (Antwerpen 1937); Schopenhauer, beluisteringen van een biechtfilosoof (Antwerpen 1942); De Feministe (Gent 1945).
