Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 17-10-2024

REIGERSBEK

betekenis & definitie

(Erodium L’Hérit.), plantengeslacht uit de familie van de Geraniaceeën* met 60 soorten in de gematigde zones der gehele aarde, vooral het mediterrane gebied, 1-jarige of overblijvende kruiden of halfheesters, meest met veerdelige of geveerde bladeren en meerbloemige schermachtige bloeiwijzen en met bloemen met 5 staminodiën en 5 fertiele, voor de kelkblaadjes staande, meeldraden. Het belangrijkste kenmerk is, dat de snavels van de deelvruchtjes der splitvrucht zich bij rijpheid niet alleen rugwaarts ombuigen, zoals bij de ooievaarsbek, maar zich in het onderste deel bovendien kurketrekkervormig oprollen.

In Nederland vindt men algemeen de bijna cosmopolitische E. cicutarium L’Hérit., de Gewone Reigersbek, waarvan nog enige vormen worden onderscheiden. Verscheidene soorten werden aangevoerd gevonden, waarvan wij noemen E. malacoides. Willd., uit Zuid-Europa, met een enkelvoudig bijna niet ingesneden blad, en E. moschatum L’Hérit., die naar muskus riekt en minder diep ingesneden deelblaadjes heeft dan de gewone Reigersbek. Laatstgenoemde soort wordt wel in tuinen gekweekt en zo ook de overblijvende E. Manescavi Boub., met veerdelige bladen met gezaagde slippen en een scherm paarsrode bloemen, uit de Pyreneeën, en E. gruinum L’Hérit., uit Zuid-Europa en Noord-Afrika, met 3-tallige bladen, blauwe bloemen en tot 8 cm lange deelvruchtjes, die wel als hygrometer gebruikt worden.

Tot de sierplanten behoort mede E. incarnatum L’Hérit., met 3-lobbige, scherpgetande bladeren en grote, vleeskleurige, geelachtig-roodgevlekte bloemen, een heesterachtig gewas uit het Kaapland.

< >