(eig. Ambroise Paul Toussaint Jules Valéry),Frans schrijver (Sète 30 Oct. 1871 - Parijs 20 Juli 1945), studeerde rechten te Montpellier, maar belangrijker voor zijn vorming waren de vriendschap met A.
Gide en P. Louys, bovenal de kennismaking met het werk van Poe en Mallarmé. In 1892 ging hij naar Parijs, waar hij een betrekking vond bij een persagentschap. Hij was er tevens een trouw bezoeker van de bekende bijeenkomsten bij Mallarmé. Hij publiceerde in kortlevende tijdschriften een aantal gedichten en twee beroemd geworden essays: Introduction à la Méthode de Léonard de Vinci (1895), de kunstenaar in wie hij zichzelf had herkend, en La Soiree avec M. Teste (1896), de eerste creatie van de „homme pur”, de absolute mens die slechts cerebraal wil leven. Daarna zweeg hij meer dan twintig jaar om zich geheel te wijden aan mathematische, filosofische en aesthetische studies, maar bovenal aan de analyse van zijn eigen kunstenaarsziel. Naar aanleiding van een instigatie van Gide tot bundeling van zijn vroegere gedichten ontwaakte bij de 46-jarige artist nogmaals de dichter en hij schreef het beroemde La jeune Parque (1917) en nog enkele gedichten, welke door de rijkdom van de gedachte en de muzikaliteit van de versvorm tot de schoonste behoren van de Franse letterkunde.Meer nog dan het poëtische resultaat boeide Valéry het proces van het creëren zelf. In talrijke, meestal „op bestelling geleverde” studies, later vaak aangevuld of verbeterd, heeft hij, op gevaar af zijn eigen creatief vermogen te remmen, getracht dit proces te benaderen. Geleid door zijn bijna onfeilbaar functionnerend intellect heeft hij van de speciaal voor hem gestichte leerstoel voor Poëtica aan het Collège de France af zijn diepzinnige beschouwingen gegeven over de dichtkunst, protesterend tegen de beschuldiging van duisterheid van zijn eigen verzen, maar vooral waarschuwend tegen de extase van de pythia van het orakel, voor hem het symbool van de inspiratie van de zgn. lyrische poëzie. Zonder zich uit te geven voor filosoof, gaf hij verder zijn visie op tal van problemen op het gebied van wetenschap, moraal, politiek en historie, waarbij zowel de onvergelijkelijke formulering als de scherpzinnige analyse vielen te bewonderen, vooral schitterend in de vaak door hem gebezigde vorm van de dialoog. Wij noemen Regards sur Ie monde actuel (1931, 1945), Eupalinos ou l’Architecte (1923, 1931), L’Ame de la Danse (1923, 1931), Pièces sur l’Art (1938), enz.
Universeel geldt Valéry’s œuvre als een der hoogste exponenten van de Franse cultuur. Gezien de uitzonderlijke kwaliteit van zijn werk heeft Valéry meer bewonderaars dan rechtstreekse navolgers gevonden. Genoemd moet worden F. Schmidt-Degener, die Le Sylphe niet alleen vertaalde, maar ook 55 fraaie variaties gaf.
DR R. WIARDA
Bibl. : Zeer omvangrijk ; het voornaamste werk in de Œuvres complètes (1931-1946, 12 vol.). Apart te vermelden : Album de vers anciens (1920); Charmes (1922); Variété I-V (1924-1944); Amphion (1931); Sémiramis (1934); Cantate de Narcisse (1938); Mélange (1941); Tel quel (1941, 2 vol.); Mauvaises pensées et autres (1942) ; Mon Faust (1946).
Lit.: A. Thibaudet, P.V. (1923) ; F. Lefèvre, Entretiens avec P. V. (1926); P. Souday, P. V. (1927) ; E. Noulet, P. V. (1938); F. Rauhut, P. V. Geistund Mythos (1930) ; S. Dresden, L’Artiste et l’absolu. P. V. et Marcel Proust (Amsterdam 1941); H. Sorensen, La poésie de P. V. Etude stylistique sur La jeune Parque (Kopenhagen 1944) ; J. Pommier, P. V. et la création litt. (1946); M. Raymond, P. V. et la tentation de l’esprit (Neuchâtel 1946); M. Bémol, P. V. (1949); La méthode de P. V. (1950), beide voortreffelijk; J. H y tier, La poétique de V. (1953).