Zwitsers scheikundige (Moskou 21 Apr. 1889), promoveerde te Zürich in 1911. Hij bestudeerde vooral de organische arsenicumverbindingen en werkte zes jaar bij Ehrlich te Frankfort a. d.
Main. In 1918 werd hij hoogleraar in de organische chemie te Zürich. Hier bewoog hij zich eerst op het gebied van suikers en polysacchariden, van verschillende glucosiden, in het bijzonder de samenstelling van plantaardige kleurstoffen (anthocyanen), van vitamine A en G en lactoflavine. Voor deze onderzoekingen kreeg hij in 1937 de Nobelprijs voor scheikunde.Bibl.: Einf. in die Chemie d. polymeren Kohlenhydrate (1925); Lehrb. d. org. Chemie (12de dr., 1950) (Eng. uitg. 4de dr., 1950), met E. Jucker; Die Carotinoide (Basel 1948, Eng. 1950).