of het „uitgewaaid, uitgeblust zijn” is bij de Boeddhisten een benaming van het „Absolute” en het hoogste doel van het menselijk streven, dat de mens alleen door het verkrijgen der verhevenste kennis, door de beoefening van alle deugden en door de volkomen onderdrukking van alle begeerten en oorzaken (z nidana’s) bereiken kan. Het is een toestand van volkomen rust en van volmaakte inwendige vrede, waarbij elke vorm van existentie, door het ophouden der wedergeboorten, uitgesloten is.
Een scherpe formulering van het nirvana heeft de stichter van het Boeddhisme steeds vermeden: vermits het nirvana boven het door ons intellect vatbare ligt, kunnen wij het slechts ervaren; Boeddha zegt dat nirvana tegen gevaren beveiligt, alle vrees verbant en gelukzaligheid verleent. Het latere Mahayana-Boeddhisme (z Boeddhisme) heeft de nirvana-conceptie verder ontwikkeld en uitgediept. Ook het Jaïnisme kent het nirvana, zij het dan onder enigszins andere d.i. primitievere vorm (z Jaïnisme).Lit.: De la Vallée Poussin, Nirvana (Paris 1925); Th. Stcherbatsky, The Conception of Buddhist Nirvana (Leningrad 1927); J. Gonda, Inl. tot het Indische denken (Antwerpen 1948).