(= Ondergang der Wereld) is de (door de Germanist Schmeller gegeven) titel van een Oudhoogduits gedicht in stafrijm van ca 800, dat ons in een een halve eeuw latere bewerking bewaard gebleven is. Het schildert in Beiers dialect de strijd der engelen en duivelen om de mensenziel na de dood, het Jongste Oordeel, de strijd tussen de Antichrist en Elias en ten slotte de ondergang der wereld door het vuur in ca 100 versregels.
In W. Braune’s Althochdeutsches Lesebuch (9de dr. 1928) is het afgedrukt; aldaar ook een overzicht van de pogingen tot verklaring van het woord „Muspilli”.Lit.: W. Kohlschmidt, Zur religionsgesch. Stellung der M. (Z. f. d. A. 64 (1927), 294 ff.); R. v. Delden, Die sprachl. Gestalt des M., in: Braune en Paul’s Beitr. zur Gesch. der deutschen Sprache und Lit., LXV (1942).