In het mijnbedrijf is de eerste in Nederland van overheidswege geregelde bedrijfsorganisatie tot stand gebracht door het K.B. van 12 Apr. 1945 (Stbl. F 99), houdende vaststelling van het Mijnstatuut. Dit besluit stelt in de mijnondernemingen Ondernemingsraden, terwijl als hoogste orgaan optreedt de Mijnindustrieraad (M.I.R.).
De M.I.R. bestaat uit een voorzitter en twintig leden, benoemd door de minister onder wie het mijnwezen ressorteert. De leden zijn verdeeld in groepen, die als vertrouwensmannen gelden van beambten, arbeiders en directies. Voordrachten worden door diverse organisaties opgemaakt. De taak van de M.I.R. is het bevorderen van het welzijn der Nederlandse volkshuishouding, voor zover dit door winning en verdeling van steenkolen en daaruit in mijnondernemingen vervaardigde producten kan geschieden, het bevorderen van een economisch en sociaal verantwoord beheer der mijnondernemingen en het bevorderen van de sociale zekerheid der bedrijfsgenoten. De M.I.R. heeft tot taak, mede te werken aan de uitvoering van wetten en algemene maatregelen van bestuur. Hij stelt een statuut van plichten en rechten voor het mijnbedrijf vast.
Ook stelt hij bij verordening algemene regels vast betreffende lonen en andere arbeidsvoorwaarden. Voorts kan hij bij verordening nog regels geven over tal van andere onderwerpen, als aanstelling, bevordering en ontslag, voorkoming en bestrijding van werkloosheid enz.
