Philippijns staatsman (Baler, op Luzon, 19 Aug. 1878 - Saranac Lake, New York, 1 Aug. 1944), studeerde rechten aan de hogeschool te Manila.
Na het uitbreken van de opstand onder Aguinaldo (26 Aug. 1896) schaarde Quezon zich onder diens vanen. Op 23 Mrt 1901 onderwierp Aguinaldo zich. Nadat de eerste civiele gouverneur Taft* een nieuwe rechtspleging had ingevoerd, werd Quezon in 1903 provinciale aanklager. Op 30 Juli 1907 vond de verkiezing plaats voor de eerste Philippijnse Volksvertegenwoordiging; Quezon werd een harer leden (1907-1909). Van 1909-1916 was hij Philippijns gevolmachtigde naar het Amerikaanse Congres, trad daarna, totdat hij op 17 Sept. 1935 tot eerste president van de Philippijnse Republiek werd gekozen, op als voorzitter van de Philippijnse Senaat.
Reeds in 1936 groeide de oppositie tegen Quezon’s beleid en werd het geroep om onmiddellijke onafhankelijkheid luider. Persoonlijk hield Quezon Febr./Mrt 1937 in de V.S. besprekingen met Roosevelt om, in verband met economische moeilijkheden, de volledige onafhankelijkheid reeds in 1938, of uiterlijk in 1939 te doen ingaan. Een gezamenlijke voorbereidingscommissie zou hiertoe de nodige stappen doen, welke arbeid door het uitbreken van het Chinees-Japanse conflict spoedig stagneerde. Quezon was daarna ten zeerste geporteerd voor het Amerikaanse voorstel de Philippijnen de dominion-status aan te bieden, ofschoon verschillende groepen in de Philippijnen hiertegen opponeerden. Tijdens de verkiezingen van 8 Nov. 1938 behaalde Quezon een beslissende overwinning tegenover het Volksfront, dat nu de onafhankelijkheid eiste. Andermaal werd Quezon in 1941 met overweldigende meerderheid herkozen. Na de Japanse invasie en de val van Manila vluchtte hij naar Washington, waar hij een voorlopige regering vestigde.