Frans filosoof en socioloog (Parijs io Apr. 1857 - 13 Mrt 1939), hoogleraar aan de Sorbonne, was leerling van Emile Durkheim. Zijn grote bekendheid verwierf hij door de geschriften over de primitieve mentaliteit.
De ethnologie kan de primitieve mens niet begrijpen, wanneer zij van hem dezelfde logica verwacht als van de moderne mens. De primitieve mentaliteit is praelogisch, d.w.z. dat verbanden worden gezien waar wij die niet zien, terwijl de conclusies die wij trekken door hen vaak niet worden gemaakt. Ondanks de dikwijls zeer felle bestrijding van de zijde der ethnologen kan worden gezegd, dat zijn beschouwingen bevruchtend hebben gewerkt.Bibl.: L’Idée responsabilité (1884); Quid de Deo Seneca senserit. L’Allemagne depuis Leibniz (1893); La Philosophie de Jacobi (1894); History of Modern Philosophy in France (1899); Lettres inédites de John Stuart Mill k Auguste Comte (1899); La Philosophie d’Auguste Comte (2de dr., 1905); La Morale et la Science des moeurs (1904); La morale scientifique (1907); Les fonctions mentales dans les sociétés inférieures (1910) ;L’amentalité primitive (1922); L’Ame primitive (1927); Le sumaturel et la nature dans la mentalité primitive (1931); La mythologie primitive (1935) ; L’expérience mystique et les symboles chez les primitifs (1936).
Lit.: Ghang Chi Chang, La morale et le sociologisme de L.-B., diss. Grenoble (1937).
