Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 28-01-2023

LICHAAMSWARMTE

betekenis & definitie

Alle dier-physiologische verschijnselen gaan gepaard met omzetting van potentiëel-chemische energie, ten dele in mechanisch arbeidsvermogen, ten dele in warmte of ook in licht en electriciteit. De levende organismen produceren warmte, die aan de koudere omgeving wordt afgegeven.

Onder de dieren moeten in dit opzicht twee groepen onderscheiden worden, nl. de homoiotherme of warmbloedige (vogels en zoogdieren) die door een regulatie van warmteproductie en warmteafgifte in staat zijn een constante lichaamstemperatuur, die hoger is dan die van de omgeving, te handhaven, en de poikilotherme dieren, waarvan de temperatuur steeds in dezelfde zin als die van het milieu, waarin zij leven, verandert. De benaming koudbloedigen voor laatstgenoemde dieren is eigenlijk onjuist; hun lichaamstemperatuur kan belangrijk hoger zijn dan die der omgeving.Zoals bij alle chemische processen is ook de intensiteit der stofwisselingsprocessen afhankelijk van de temperatuur, waarin zij plaatsgrijpen. Bij de poikilotherme dieren zal, indien de temperatuur der omgeving lager wordt, de warmteproductie daarom kleiner worden en de lichaamstemperatuur dalen. Voor de homoiothermen geldt het tegenovergestelde. Wordt de omgeving kouder dan veroorzaakt dit een grotere warmteafgifte door het individu, die het organisme nu echter door een intensievere stofwisseling, dus vergroting der warmteproductie, compenseert. Het constant houden van de lichaamstemperatuur door regulatie van warmteproductie en -afgifte is een functie van een bepaald deel van de hersenen , dat daarom als warmtecentrum wordt aangeduid. Het ligt in de bodem van de derde ventrikel. Worden de zenuwbanen tussen dit centrum en het overige lichaam doorgesneden, dan wordt daardoor het regulerend mechanisme uitgeschakeld en dientengevolge een homoiotherm dier poikilotherm. De warmteproductie vindt plaats in de levende cellen. De lever, de nieren en in mindere mate de hersenen zijn de organen, waar ook in rusttoestand vnl. de lichaamswarmte gevormd wordt. Bij contractie van spieren, dus o.a. door de hartswerking en de ademhaling, bij alle bewegingen, vooral wanneer zware arbeid verricht wordt, komt veel warmte vrij.

Indien de temperatuur van het lichaam constant blijft, moet er evenveel warmte afgegeven worden als er ontstaan is. Dit geschiedt door het het dierlijk organisme vnl. aan het lichaamsoppervlak, via de huid; verder wordt ook bij de ademhaling (verwarming en verzadiging met waterdamp van koudere ingeademde lucht) en met ontlasting en urine warmte aan het lichaam onttrokken. De warmteafgifte door de huid geschiedt volgens verschillende principes, nl. door convectie, uitstralen van warmte en door verdampen van water (perspiratio insensibilis). De warmteafgifte door de huid is afhankelijk van de doorstroming met bloed. Prikkels voor de huid, hetzij mechanische, zoals wrijven en borstelen, of luchtstroming, licht, zouten, koolzuur, die een actieve hyperaemie veroorzaken, zullen tot een verhoogde warmteafgifte leiden (z bad en kleding). Mist de huid door een uitgebreide aandoening (verbranding bijv.) haar isolerend vermogen, dan moeten maatregelen tegen te groot warmteverlies worden genomen. Tegen koude beschermt het warmbloedig dier zich door vernauwing der huidvaten, waardoor minder bloed in nauw contact met de omgeving komt en de huid beter isoleert. In de gematigde en koude luchtstreken moet aan de regulatie der lichaamswarmte door kleding worden tegemoet gekomen. Dieren hebben in de isolerende, droge lucht, die zich in hun haarkleed of veren bevindt, een middel tegen te grote warmteonttrekking aan hun oppervlak. In een koude omgeving neemt bij de warmbloedigen de intensiteit der verbrandingsprocessen toe. Tijdens de winterslaap, die sommige homoiotherme dieren houden, worden deze poikilotherm. Bij het jonge kind is de regulatie der lichaamswarmte nog onvolkomen. Gemakkelijk kan door uitwendige oorzaken de lichaamstemperatuur te laag (door sterke afkoeling) of te hoog (door warmtestuwing bij onvoldoende gelegenheid tot warmteafgifte) worden. Voor de veranderingen in warmteproductie en afgifte bij infectieziekten en de wijzigingen van de lichaamstemperatuur dientengevolge z koorts.

DR J. VAN NIEKERK.

< >