is de naam voor de soorten van twee geslachten van Scrophulariaceeën, nl. Antirrhinum L. en Linaria Mill., die slechts daarin van elkander verschillen, dat bij het laatstgenoemde geslacht de bloemen duidelijk gespoord zijn, terwijl bij Antirrhinum slechts van een aan de voet uitgezakte bloemkroon sprake is. Van dit, op het noordelijk halfrond met 32 soorten voorkomende geslacht behoort tot de Nederlandse flora: [i]A.
Orontium[/i] L., het Akkerleeuwenbekje, een kalklievend, 1-jarig, tot 3 dm hoog plantje met rosé bloemen in de bladoksels. De forsere, overblijvende A. mnjus L. uit het mediterrane gebied wordt om haar eindstandige trossen grote, verschillend gekleurde bloemen veel als sierplant in tuinen gekweekt.Tot het geslacht Linaria, dat niet minder dan 95 soorten telt, behoren verscheidene inheemse soorten: het zeer algemene Vlasleeuwenbekje of Vlasbekje (L. vulgaris Mill.), met dichte trossen lichtgele bloemen met oranje masker; het in het krijt- en rivierendistrict vrij algemene Kleine leeuwenbekje (L. minor Desf.), met langgesteelde violette bloempjes in de bladoksels; het op oude muren groeiende, door handnervige, hartvormige, 5-lobbige bladeren en geelgevlekte, lichtpaarse bloemen gekenmerkte Muurleeuwenbekje (L. Cymbalaria Mill.) e.a. Laatstgenoemde soort dient tevens als sierplant en zo ook: L. bipartita Willd., met violette bloemen met oranje gehemelte, uit Marokko; L.purpurea Mill., een blauwgroene, kale plant met lange trossen purperviolette bloemen van de Middellandse Zee; L. alpirta Mill., het Alpenleeuwenbekje met zijn prachtige paars met oranje gekleurde bloemen, enz. Ettelijke soorten zijn in Nederland adventief gevonden.
