is het water, dat door restvalenties met chemische verbindingen (bijv. de meeste anorganische zouten) complex gebonden is en hiermede gekristalliseerde hydraten vormt. Hetzelfde zout kan dan in verschillende stoecheometrische verhoudingen met water kristalliseren.
Bij temperatuursverhoging verliezen de hydraten trapsgewijze hun water. Glauberzout, Na2O4. IOH20, gaat bijv. eerst over in Na2.SO4.7H2O, vervolgens in Na2S04. IHJO en ten slotte in watervrij Na2S04. Analoge complexen vormen de zouten met organische stoffen als alkohol en benzol. Er vormen zich hierbij gekristalliseerde alkoholaten en benzolaten.
