vormden de kern van de oorspronkelijke bevolking van het Japanse eiland Kioesjoe. Vermoedelijk bestonden zij uit twee stammen, de Koema en de So, die uit Korea waren overgestoken.
In de Japanse praehistorische verhalen verschijnen zij ook als nakomelingen van de Sjintö-goden. Na de veroveringstochten van keizer Tchoeai naar Kioesjoe in de 2de eeuw n. Chr. werden zij aangeduid met de namen Hayabito en Hayato en werden zij wegens hun dapperheid in de keizerlijke lijfwacht opgenomen.