(1697-1769) was een leerling van Kada Azoemamaro, een vurig beoefenaar van de oude geschiedenis en de klassieke literatuur van Japan, die onder bescherming van de sjögoen Yosjimoene te Kyoto een school stichtte, waar de Chinese filosofie en zedeleer, die de grondslag vormden van de Tokoegawa-regering, werden bestreden. Na zijn dood stichtte Kamo zelf een school te Yedo, waar zijn talenten hem spoedig een groot aantal toehoorders verschaften, onder wie zeer vooraanstaande figuren.
Het gevaar van de door hem verspreide ideeën voor het voortbestaan van de sjögoenale regering werd door de Bakoefoe niet ingezien. Na 1760 liet Kamo de leerlingen van zijn school over aan zijn aangenomen zoon Sadao, waarna hij zich geheel begon te wijden aan de studie van de Japanse oudheid en van de literatuur. Zijn idealen richtten zich geheel op het herstel van het zuivere Sjintö en de nationale wetenschappen, waarbij hij de heiligheid van het overoude keizershuis op de voorgrond stelde. Hij schreef commentaren op oude geschriften, zoals Kodzjiki, de Norito, de Kokinsjoe en de Gendzji Monogatari.