Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 04-07-2022

Kalmukken

betekenis & definitie

is de Turkse naam van een nomadenvolk van Mongools ras, dat zichzelf Oirat (verbondenen) noemt. Zij wonen zeer verspreid: de westelijke groep bewoont vnl. de woestijnsteppe aan de westzijde van de Wolga, verder vindt men Kalmukken in de Altai, in Djoengarije aan de bovenloop van de Irtysj en in O.Azië op Chinees gebied aan de Midden-Hoangho.

De westelijke Kalmukken telden in de Wolga-steppen vóór 1943 ca 90000 zielen (in geheel Sovjet-Rusland in 1939 ca 134000). Zij zijn vanouds veenomaden en hoewel zij, onder drang van de Sovjet-Russische regering, tegenwoordig bijna allen vaste woonplaats hebben, houden zij vast aan de veeteelt. Worden de kegelvormige tenten vervangen door hutten, dan bouwt men deze toch dikwijls in dezelfde vorm. Het grootste gedeelte van het vee bestaat uit schapen, terwijl kamelen als lastdieren dienen. De ontwikkeling der Kalmukken is zeer gering, de hygiëne in hun woningen laat alles te wensen over. Zij zijn aanhangers van het Boeddhisme (Lamaïsme), dat op een bijeenkomst van alle stammen in 1640 werd aangenomen. Het heeft bij hen echter een zeer gedegenereerd karakter; de vele monniken, die ten koste van de anderen leven, houden zich met allerlei toverkunsten op.GESCHIEDENIS

De naam „Kalmak” komt het eerst ca 1375 voor ter aanduiding van een deel van het door de Mongolen oorspronkelijk bewoonde gebied („Karakoroem en Kalmak”). Esen Taisji (1439-’55) stichtte een Kalmukkenrijk aan de grenzen van China, dat tot in de eerste helft van de 17de eeuw bloeide, een ander Kalmukkenrijk aan de Ili, het rijk der Djoengaren (z Djoengarije), werd in 1759 door de Chinezen vernietigd. In 1632 trokken talrijke Kalmukken naar het Beneden-Wolga-gebied, later hadden nog meer van dergelijke tochten plaats, ook 20 000 vluchtelingen uit het rijk der Djoengaren vestigden zich (1758) in dit gebied. Wegens moeilijkheden met de Russen verzamelde de Kalmukkenvorst Oeboesji op 5 Jan. 1771 de 300000 Kalmukken, die ten O. van de Wolga woonden, en trok met hen naar het O.; na een dramatische tocht van 3000 km kwamen slechts ca 100 000 bij de grenzen van China aan. Hun politieke rol was echter uitgespeeld. De huidige Russische Kalmukken stammen af van de achtergeblevenen ten W. van de Wolga.

Dezen hebben vooral in de Russische burgeroorlog en de daarop gevolgde hongersnood zwaar geleden. Op 2 Nov. 1920 werd een autonoom Kalmukkengebied gevormd (Kalmykija), met de hoofdstad Elista (sinds 1926); op 20 Oct. 1935 verkreeg dit gebied de status van Sovjetrepubliek. De Kalmukken bleven echter afkerig van het Sovjet-systeem en haalden in 1942 de Duitsers als bevrijders binnen. Na de verdrijving van de Duitsers in 1943 werd de republiek opgeheven (bekendmaking Nov. 1945) en de bewoners deels naar Siberië verplaatst. Het territoir kwam grotendeels aan het nieuw gevormde Astrakangebied; Elista heet thans Stepnoi.

TAAL EN SCHRIFT

De taal der Kalmukken behoort tot de Altaïsche taalstam. Hun literatuur bestaat uit gedichten, sagen (in 1866 uitg. en vert. d. B. Jülg), een epos Dsjangariade (uitg. d. K. F.

Golstounskij, St Petersburg 1864, Duitse vert. d. F. v. Erdmann in het Ar. d. Deutsch. Morgenl. Ges. XI, 1857) enz. Na de revolutie is door het uitgeven van kranten en boeken het gebruik van de taal gestimuleerd. Het schrift is in 1648 door de Lama Zaya Pandit uit het Mongoolse alphabet geformeerd.

Lit.: Th. de Quincey, Revolt of the Tartars or Flight of the Kalmuk Kahn and his People (1854); J. Deniken, Etude sur les K. , in: Revue anthrop. II (1883), III (1883); M. A. Czaplicka, Aboriginal Siberia (Oxford 1914), N. Palmow, Otsjerk istorii kalmytskogo (Astrakan 1922); B.

J. Wladimircew, Mongoloojratskij geroitsjeskij epos (Petrograd 1923, het heldenepos der K.); L. D. H. Burton, The Peoples of Asia (London 1925); W. Barthold, in de Enzykl. d.

Islam II (Leiden 1927); T. Borissow, Kalmykija (Moskou 1927); A. W. Molkow, Kalmyki (Moskou 1928). Grammatica’s d. A.

Bobrownikow (Kazan 1849); W. Kotvié (Praag 1929); G. D. Santsjejew (Moskou 1940). Woordenboeken d. G.

J. Ramstedt (Helsinki 1935); B. B. Basangov (Moskou 1940); G. J. Ramstedt, Kalmückische Sprachproben, Kalm.

Märchen (Helsinki 1909-’19, Mém. de la Soc. Finno-Ougr. XXVII, 1-2). Van de Dsjangariade verscheen in 1940 te Moskou een uitg. èn een Russ. vert. d. S. Lipkin.

< >