Nederlands rechtsgeleerde (Gorinchem 17 Oct. 1799 - ’s-Gravenhage 16 Juli 1878), promoveerde te Utrecht in de rechten 1824, was raadsheer in de Hoge Raad te ’s-Gravenhage 1855. Hij bewoog zich vooral op het gebied van de rechtsgeschiedenis en de bronnen van het recht.
Bibl.: Gesch. en beginselen der Ned. wetboeken volgens de beraadslagingen deswege gehouden bij de Tweede Kamer der Staten-Generaal, n dln (Utrecht 1837-41); Proeve eener karakterschets v. d. koningin der Ned. (Utrecht 1837); Gesch. en beginselen der Grondwet (Utrecht 1848); Grondwet v. h. Koninkrijk der Ned.... vergeleken met de Grondwet zoo van 1815 als 1840 (Utrecht 1848).
Lit.: Weekblad v. h. regt 4259/4260 (1878); C. C. D. Ebell, Beschrijving eener verzameling bescheiden afk. v. J. C. V., in: Verslagen omtrent ’s Rijks Oude Archieven XLIII1 (’s-Gravenhage 1920).