Engels zoöloog (Londen 22 Juni 1887), een kleinzoon van Thomas Huxley en broeder van Aldous Huxley, was lector te Houston (Texas), later te Oxford, nam in 1921 deel aan de Oxford-Spitsbergen-Expedition, werd professor aan King’s College te Londen, later (1926-’29) Fullerian Professor of Physiology aan het Royal Institute. Van i935-’42 was hij secretaris van de Zoological Society en had als zodanig een leidende functie aan de dierentuin (de „Zoo”).
Hij publiceerde vele wetenschappelijke en populaire artikelen en boeken en was van 19461948 directeur-generaal van de U.N.E.S.C.O.Huxley had een sterk stimulerende invloed op allerlei gebied der zoölogie. Zijn opvattingen zijn streng Darwinistisch.
Bibl.: Animal Biology (1927, met Haldane); The Science of Life (1929, met H. G. en G. P. Wells, verscheen ook in Ned. vertaling) ; Problems of Relative Growth (1932) ; Eléments of Experimental Embryology (1934, met De Beer); The New Systematics (1940, met vele anderen) ; Evolution (1942) enz.
