Engels oudheidkundige (Londen ca 1503 - 18 Apr. 1552), was kapelaan en bibliothecaris van koning Hendrik VIII. Van blijvende betekenis zijn de aantekeningen die hij op vele reizen heeft verzameld voor een historische plaatsbeschrijving van Engeland en Wales, evenals zijn bio-bibliografie van Britse schrijvers.
Dit laatste werk is de vrucht van jarenlange nasporingen in talrijke kloosterbibliotheken, die nadien vernietigd of verstrooid zijn.Bibl.: Commentarii de scriptoribus Britannicis, ed. A. Hall (2 dln, 1709); Collectanea, ed. Th. Hearne (6 dln, 1715); The Itinerary of J.L., ed. Th. Hearne (9 dln, 1710-1712); The Itinerary of J. L., ed. L. Toulmin Smith (2 dln, 1907-1910).
Lit.: S. Lee, in: Diction. of National Biogr. XXXIII (1893) L. Toulmin Smith, Introduction, in: Itinerary I (zie boven); T. D. Kendrick, British Antiquity (1950). Vgl. T. C. Skeat, Two „lost” Works by J. L. (in: Engl. Hist. Rev. LXV, 1950).
