Sir, Engels staatsman (Londen 8 Juli 1882), begon na te Edinburgh en Leipzig gestudeerd te hebben, in 1905 zijn lange ambtenaarsloopbaan bij het ministerie van koloniën. Tijdens Wereldoorlog I trok zijn organisatietalent weldra de aandacht door het werk, dat hij verrichtte als secretaris bij het ministerie van scheepvaart.
Na met een speciale missie naar Dublin tijdens de Ierse opstand te zijn belast, werd hij geadeld en in 1922 tot permanent onderstaatssecretaris op het ministerie van binnenlandse zaken benoemd. Hij bleef daar tien jaar en was daarna tot 1937 gouverneur van Bengalen, waar hij krachtig optrad. Teruggekomen werd hij in 1938 door de Schotse universiteiten naar het Lagerhuis afgevaardigd en als Lord Privy Seal in de regering Neville Chamberlain opgenomen. Deze post wisselde hij in het eerste oorlogskabinet van 1939 voor die van minister van binnenlandse zaken en veiligheid, terwijl hij in Apr. 1940 nog de luchtbescherming onder zich kreeg. Van Oct. 1940 tot Sept. 1943 was hij Lord Chancellor, vervolgens Lord President of the Privy Council en na de dood van Kingsley Wood minister van financiën, hetgeen hij tot het einde van de regering-Churchill bleef. Door de regering-Attlee werd hij tot voorzitter van de Britse commissie voor atoomenergie benoemd.