(Chicago 27 Febr. 1904), Amerikaans schrijver, van Ierse afkomst, studeerde te Chicago, ging daarna naar New York, waar hij op allerlei manieren aan de kost zag te komen en veel in aanraking kwam met arbeiders en zwervers. Teruggekeerd in Chicago schreef hij eerst enige korte verhalen, daarna zijn trilogie Young Lonigan (1932); The Young Manhood of Studs Lonigan (1934) en Judgment Day (1935), samen uitgegeven als Studs Lonigan (1936), waarmee hij veel succes had.
Farrell, die uitmunt in psychologische analyse, is sterk beïnvloed door Dreiser, Joyce en Proust; hij gebruikt de naturalistische „stream of consciousness”-methode en verwerkt in zijn romans, die de ruwe kant van het Amerikaanse leven belichten, vele autobiografische elementen. Zijn Marxistische opvattingen verkondigt hij in zijn literaire critiek: A Note on Literary Criticism (1936); The League of Frightened Philistines (1945); Literature and Morality (1947).Bibl. (behalve de genoemde) o.a.: Gashouse McGinty (1933); A world I never made (1936); de levensgeschiedenis van Danny O’Neill, vervolgd in No Star is Lost (1938); Father and Soft (1940) en My Days of Anger (1943); Bernard Glare (1946). Verz. korte verhalen: Calico Shoes (1934); Gan All This Grandeur Perish (1937)J $ 1000 a Week (1942); To Whom It May Concern (1944); When Boyhood Dreams Come True (1946); The Life Adventurous (1947).
Lit.: J. Warren Beach, American Fiction 1920-1940 (N. Y. 1942).