Duits assyrioloog (Gräfenhainichen 4 Juli 1863 - Berlijn 19 Apr. 1913), werd in 1904 hoogleraar te Berlijn. Hij heeft de oude wereld van Voor-Azië wederom doen opleven door bekendheid te geven aan de godsdienstige en kosmologische denkbeelden van Babylonië uit over de landen der Semieten verspreid (Pan-babylonisme of Panoriëntalisme).
Hij heeft ook in het Oude Testament gedeelten aangewezen, waarin deze denkbeelden te herkennen zijn. Het duidelijkst handelt hierover zijn met Zimmern bewerkte uitgave van Schrader’s Die Keilinschriften und das Alte Testament (3de dr. 1903). Hij leidde de uitgravingen te Bogazköy, waar de sleutel tot de taal der Hethieten werd gevonden.Bibl. o.a.: Die Keilschrifttexte Sargons (2 dln, 1889); Altorientalische Forschungen (3 stukken, 1893-1906); Geschichte Israels (1895); Die Tontafeln von Tell-el-Amarna (1896) ; Die babylonische Geisteskultur (2de dr. 1919); Vorderasien im 2. Jahrtausend (1913).
Lit.: A. Jeremias en O. Weber, H. W., Gedächtnisreden (1916); O. Schweder, W.-Bibliographie, in: Mitt. der Vorderasiat. Ges. XX, 1 (1915).
