is de „kunst van het vinden” in tegenstelling tot de systematiek als de kunst van het bewijzen, nl. van wetenschappelijke waarheden, beide als onderdeel van de methodologie* of leer der methoden. Om aan bruikbare en vervolgens streng te bewijzen stellingen te komen gebruikt men verschillende middelen zoals waarnemen en experimenteren, maar vooral het opstellen van hypothesen* (soms ook van ficties*).
Daarbij is de gelukkige greep, het verlossende inzicht in laatste instantie voor het vinden van meer belang dan onderzoekingsijver; bij gewichtige ontdekkingen komt geniale intuïtie in het spel.