Nederl. politicus (Arnhem ged. 22 Sept. 1757 - ’s-Gravenhage 19 Mei 1801), nam als secretaris van zijn geboortestad ijverig deel aan de Patriottenbeweging. Toen Elburg door de troepen van de prins werd bezet (1786) nam hij de wijk en werd door het Hof van Gelderland voor zes jaar uit het gewest verbannen.
Hij verbleef enige tijd in Frankrijk en vestigde zich weldra (1788) ambteloos te Kampen. De Bataafse omwenteling bracht hem op de voorgrond: hij werd secretaris van de nieuwe regering van Gelderland en kreeg zitting in de nationale vergaderingen. Hier behoorde hij tot de federalisten met groot gezag, maar werd bij de staatsgreep van 22 Jan. 1798 (z Bataafse Republiek) gevangen gezet in het Huis Ten Bosch. In Juli 1798 kwam hij vrij. Later was hij lid van het Hof van Gelderland en van het Wetgevend Lichaam.