Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 23-01-2023

ELBURG

betekenis & definitie

is een 752 ha grote gemeente aan het IJselmeer in het N. van Gelderland met (1949) 2850 inw., waarvan (1949) 97 pct Prot. en 2 pct R.K. en onkerkelijk. De bodem is grotendeels zandgrond, langs de zee ten dele klei en is in hoofdzaak als grasland in gebruik.

Landbouw en veehouderij (een belangrijk deel van de boerderijen ligt buiten de stadswallen) en tuinbouw zijn de hoofdmiddelen van bestaan. Daarnaast visserij, vooral op paling en snoekbaars. De industrie omvat o.a. visrokerijen en een confectiefabriek. Verder is er een zeebad. De gemeente bestaat uit het stadje El burg (1949 2500 inw.) met de buitenwijken Vrijheid in het N., Nieuwstad in het Z. en Stoopschaar in het Z.O.Het stadje Elburg, aan het IJselmeer gelegen, heeft een rechthoekige vorm en is regelmatig gebouwd. Het wordt doorsneden door de verlegde Puttener beek en bezit een kleine haven en een jachthaventje. Een groot deel van de stadswallen is nog aanwezig. Het in 1395 als kleine burcht gebouwde stadhuis (waarin een Oudheidkamer) heeft een in 1773 gerestaureerde en daardoor bedorven voorgevel; andere gebouwen zijn de Vispoort, de St Nicolaaskerk met toren, het oude Raadhuis van ca 1300, het St Agnietenklooster met kapel uit het eerste deel van de 15de eeuw (in restauratie), het Muntgebouwtje uit de 16de eeuw; Feithenhof en Weduwenhofje zijn bezienswaardig. Tal van huizen hebben oude gevels. Interessant zijn de keitjesstoepen met figuren. Er is een oude touwslagerij. Van de oude vestingwerken zijn overgebleven buitengracht, wal, gedeelten van de stadsmuur met muurtorens en ondergrondse schietkelders en een gang in rondelen vóór de Vispoort en vóór nog twee andere voormalige poorten.

Geschiedenis

De plaatsnaam zou zijn afgeleid van een beekje, ofwel een stuk gronds de El, Eyl of Elle geheten. De oorspronkelijke naam is Doornspijk geweest. Met een aantal omliggende buurtschappen maakte de stad in kerkelijk opzicht deel uit van de parochie Doornspijk, waaruit zij eerst in 1565 losgemaakt werd. De oudste stadsrechtbrief is verloren gegaan; waarschijnlijk was hij verleend door graaf Otto II (1220-1271). De magistraat bestond in 1305 uit richter en schepenen. Nadat in 1310 door de Duitse koning Hendrik VII alle door de Gelderse graven buiten de koning of keizer om verleende stadsrechten ingetrokken waren, begiftigde Reinald I 4 Dec. 1312 Elburg met het recht, dat hij diezelfde dag ook aan Doesburg had verleend. In 1341 verkreeg Elburg alle vrijheid, welke de stad Zutfen had. Er waren in den vervolge 12 (later 8) schepenen, die tevens raden waren en van wie er twee als burgemeester optraden. De door de landsheer aangestelde richter of scholt had sedert het einde van de 16de eeuw generlei invloed meer in de bestuursaangelegenheden van de stad. In 1332 dreef Elburg reeds handel op Schonen en het verkreeg in 1368 tegelijk met andere Hanzesteden aldaar een factorij. In 1392 breidde hertog Willem van Gelre-Gulik het stadsgebied uit om verplaatsing van de bebouwde kom, welke door de vloeden van de Zuiderzee in aanhoudend gevaar was komen te verkeren, mogelijk te maken. Het plan voor de nieuwe aanleg van 1392-1396 was afkomstig van Arend tho Boecop, richter van Veluwe. Een tweede vermeerdering van grondgebied had plaats om soortgelijke redenen in 1438. De stad is in het verleden meermalen aangevallen en bezet en heeft zeer kritieke tijden doorgemaakt, o.a. in 1480, in het begin van de 80-jarige oorlog, in de strijd van 1672, in 1784 en volgende jaren en in de Franse tijd. In de 19de eeuw veranderde er veel, ook door allerlei sloping, aanleg van plantsoen op de wal, enz.

Beruchte jaren waren 1570, 1775, 1776, 1825 en 1863, toen zware stormen grote overstromingen veroorzaakten. Binnen de stad heeft tot ca 1578 een Zusterconvent, het St Agnietenklooster, bestaan. Ook in het Oude Raadhuis woonden in de 15de en 16de eeuw vrouwen samen onder bescherming van St Catharina van Alexandrië. Van 1584 tot 1619 was in Elburg een Munt gevestigd. Grote bekendheid verkregen de Onderwijs-instellingen, welke door admiraal J. H. van Kinsbergen gesticht werden in 1809 in overleg met de stedelijke regering als beheerster van het Schipluiden-fonds.

De Elburgse visserij, indertijd reeds zwaar getroffen door de afsluiting van de Zuiderzee, wordt zeer bedreigd door de plannen ten aanzien van de Z.O.-Polder. Men poogt te Elburg meer industrie en tuinbouw te krijgen.

dr A.J. MARIS

J. L. DE BOER

Lit.: A. W. van Oldenbarneveld, De Elburgo ejusque statutis municipalibus (Harderwijk 1768); P. A. N. S. van Meurs, Gesch. en Rechtsontwikkeling van E. (Arnhem 1895); H. J. Olthuis, E. 1233-1933 (Elburg 1933); A. J. van de Ven, De oude Archieven van de gem. E. en van de zeepolder Oosterwolde (’s-Gravenhage 1932); P. Bindt, De visserij te E., Tijdschr. v. Econ. Geogr. (1946); J. Kalf, Het oude stadhuis te E.,inGedenkb. v. d. Ver. Hendr. de Keyser (1928), blz. 36; J. W. F. Werumeus Buning, Wandelingen met Mars (Amsterdam 1942); E. H. ter Kuile en M. D. Ozinga, Kunstreisboek voor Nederland III (Amsterdam 1949).

< >