Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 28-12-2022

Henri de fleury de coulan van BUAT

betekenis & definitie

heer van Buat, St. Sire en La Forest de Gay (gest. ’s-Gravenhage 11 Oct. 1666), was van Franse afkomst en werd ritmeester bij een compagnie, die tot de garde van prins Willem II behoorde.

Hij was een drankzuchtig, weinig betekenend, maar rondborstig man. Hij onderscheidde zich o.a. in 1659 bij de landing op Funen, onder leiding van De Ruyter en was meermalen werkzaam ten bate der Oranjes, met wier hof hij in nauwe betrekking stond. Hij reisde enige malen naar Engeland, o.a. voor de princess royal. Door deze betrekkingen werd hij betrokken bij particuliere pogingen, ondersteund door het Engelse hof, om na het uitbreken van de Tweede Engelse oorlog (1665-1667) tot een vrede tussen Engeland en de Republiek te komen of althans de Republiek van Frankrijk te verwijderen, terwijl de politiek van De Witt en de Staten er op gericht was de strijd met Engeland krachtig te voeren en tot een definitieve overwinning te komen, door met Frankrijk nauw samen te werken (z stadhouderloos tijdperk, eerste).

Daarmee hing samen de houding tegenover de prins van Oranje aan te nemen: de vredespogingen van Karel II waren vooral gericht op een versteviging van diens positie en hierdoor van de Engelse invloed in de Republiek. Buat’s streven was vooral op die verheffing van de prins gericht en hij liet dit in de correspondentie, die hij met Arlington e.a. voerde, duidelijk uitkomen. Hij stond daarbij in nauwe relatie tot de gehele Oranjegezinde partij en de oppositie in de Staten Generaal en in de Staten van Holland tegen De Witt. Die correspondentie en de daarbij behorende besprekingen begonnen in het einde van 1665; in het voorjaar van 1666 mislukten de vredespogingen en werd de samenwerking van de Republiek met Frankrijk nauwer (vooral tegenover Munster, z Engelse oorlogen, Tweede).

Gedurende de daaropvolgende maanden werd toch de correspondentie voortgezet, maar de pogingen werden onvruchtbaarder door de verheffing van de prins tot Kind van Staat en door de overwinningen van De Ruyter. Buat kreeg nietszeggende brieven, die aan De Witt getoond konden worden, en veelzeggende, die geheim moesten blijven. Door nonchalance gaf hij een verkeerde brief aan De Witt, waardoor deze op de hoogte kwam van de intrigue. Hij werd gearresteerd (18 Aug.) en ondervraagd.

Zijn uitlatingen en een enkele bij hem gevonden brief compromitteerden zeer velen in de Republiek, tot de hoogstgeplaatsten toe, en brachten aan het licht, dat hij samengespannen had met mensen uit het vijandelijk kamp met het doel de prins te verheffen. Het Hof van Holland toonde weinig lust hierin door te tasten, met het oog op de velen, die er in betrokken waren, maar De Witt en de meerderheid der Staten verlangden een krachtig optreden. Zo werd Buat 6 Oct. 1666 ter dood veroordeeld wegens landverraad. Aan enige van zijn medewerkers was intussen de gelegenheid gegeven zich buitenslands te begeven.

Het geheel werd een overwinning voor de republikeinse en anti-Engelse partij en had ook tot gevolg, dat Engeland te meer tot vredesonderhandelingen geneigd was, nu niet in de hoop de Republiek en Frankrijk te scheiden, maar door nederlagen daartoe gedwongen (z Breda, vrede van Breda). Van een direct contact tussen de zaak-Buat en de prins of de prinses-douairière is geen sprake, wel waren velen van de Oranjepartij in de zaak betrokken.DR H. A. ENNO VAN GELDER

Lit.: R. Fruin, Het proces van B. (Verspreide Geschr. IV); N. Japikse, B. als diplomaat (Bijdr. v.

Vad. Gesch. en O., 4de Reeks, IV); Del Court en Japikse, Brieven van Sylvius en B. (Bijdr. en Med. Hist. Gen.

XXVII); P. Geyl, Oranje en Stuart (Utrecht 1939).

< >