Nederlands natuurkundige (Groningen 21 Sept. 1853 - Leiden 21 Febr. 1926), studeerde en promoveerde te Groningen (ook een jaar in Heidelberg), werd in 1882 hoogleraar in de proefondervindelijke natuurkunde en de meteorologie te Leiden. Zijn onderzoekingen betreffen vnl. de eigenschappen der stof bij zeer lage temperaturen.
In het door hem bestuurde kryogeen laboratorium te Leiden werd in 1908 het laatste der permanente gassen, het helium, vloeibaar gemaakt (z gassen en dampen). Ook ontdekte hij de suprageleiding van metalen (z electrische weerstand). In 1913 werd aan Kamerlingh Onnes de Nobelprijs voor natuurkunde toegekend. Op 13 Oct. 1921 werd in het kryogeen laboratorium de laagste temperatuur bereikt, nl. 0,9 gr. C. absoluut, een record, dat 12 jaar onaangetast zou blijven. Zijn voornaamste geschriften verschenen in de door hem zelf geredigeerde Communications from the Physical Laboratory at the university of Leiden. Na zijn dood werd aan het kryogeen laboratorium de naam: Kamerlingh Onnes-laboratorium gegeven.