is de naam van een Arabisch vorstengeslacht, dat 944-1004 in Aleppo, 930-978 in Mosoel regeerde en zijn naam ontleende aan Hamdân b. Hamdoen van de stam Taghlib; hun opkomst viel samen met het verval van de wereldlijke macht der Abbasiedische kaliefen.
Hamdân’s zoon Aboe ’l-Haidjâ, die aan een opstand tegen de Abbasiedische kalief al-Moektadir had deelgenomen, sneuvelde in 929. Hij liet twee zoons achter, Saif al-Daula en Nâsir al-Daula, die de kalief resp. met Aleppo en Mosoel beleende. Weldra traden zij op als onafhankelijke vorsten, lieten munten slaan en voerden oorlogen. Toen Saif al-Daula in 967 overleed, volgde zijn zoon Sa’d al-Daula Aboe ’l-Maâli hem op. De broeder van de eerste, Nâsir al-Daula, werd in 968 door zijn zoon Adoed al-Daula Aboe Taghlib onttroond en waarschijnlijk vermoord. In 978 eindigde de heerschappij der Hamdanieden te Mosoel, in 1004 die in Aleppo. De Hamdanieden zijn bekend geworden door de steun, die zij aan dichters en geleerden verleenden en door de weerstand, die zij wisten te bieden aan de in de 10de eeuw in Syrië opdringende Byzantijnse keizers.