ook wel Agrimensores, worden bij de Romeinen de schrijvers over de landmeetkunde genoemd, naar het instrument, groma (Gr.: γνὠμων, gnómon) dat de landmeters gebruikten. Voor het afbakenen van een templum (gewijde plaats) door de auguren, het opslaan van een legerkamp (castrametatio), het opmeten van het terrein voor een kolonie, en de agrarische wetgeving werd de landmeetkunde door de Romeinen beoefend.
De geschriften daarover zijn deels mathematisch, deels juridisch, meer praktisch dan wetenschappelijk en stammen uit de 1ste tot de 5de eeuw. Immers zelfstandig waren zij niet, meer reproductie van wat de Grieken, speciaal Hero van Alexandrië, over het onderwerp geschreven hadden. De bewaarde geschriften zijn uitgegeven (Die Schriften der römischen Feldmesser) door F. Blume, K. Lachmann en A. Rudorff (2 dln, Berlijn 1848-1852, met figuren en toelichtingen). Van een nieuwe uitgave Corpus agrimensorum romanorum van G.Thulin, verscheen slechts dl I, 1 (Leipzig 1913), bevattende Frontinus, Aggenius Urbicus, Hyginus en Siculus Flaccus (z Frontinus).