het historische hoofddeksel van de grenadiers, is in de tweede helft van de 17de eeuw ingevoerd, omdat de grenadiers bij het handgranaatwerpen veel hinder van de toen algemeen gedragen breedgerande hoeden ondervonden. In plaats daarvan kregen zij tot hoofddeksel een lakense muts, zoals de zeelieden toen droegen.
Ter verhoging van het aanzien werd deze versierd met een rechtopstaand voorschild van geborduurd laken, van berenhuid of van metaal. Toen in de loop der 18de eeuw de grenadiers meer en meer het karakter van elitetroepen kregen, werd ook de grenadiersmuts steeds hoger en indrukwekkender en ontwikkelde zich tot de berenmuts van het Napoleontische tijdperk. Van de eigenlijke muts bleef niets anders over dan de lakense mutsbodem, die ca 1850 ook verdween. Ten tijde van Frederik de Grote was o.a. in Pruisen en Rusland de hoge en puntige zgn.
Blechmütze, welke ontstond door vergroting van de metalen frontplaat karakteristiek.