Hebreeuws woord, dat volk betekent. Meervoud gojiem. De gojiem waren in de oude literatuur meestal de heidense volkeren in tegenstelling met Israël.
Maar Israël werd zelf ook wel met het woord goj aangeduid, bijv. goj kadoosch, heilig volk (Ex. 19:6). In Europa verstaan de Joden in het algemeen onder goj, gojiem, de niet-Joodse, de Christenbevolking. Dit woord heeft niet zoals het Griekse barbaroi (z Barbaar) een minachtende betekenis; wel heeft het de bijbedoeling om er mensen mee aan te duiden, wier zielsgesteldheid zeer verschillend is van die der Joden.